Beukenvouwmot
De gebroeders Groen: Gallen in het Park

Het is weer herfst in het Park. De natuur gaat op een ietwat lager pitje en de monumentale bomen veranderen in een schitterend kleurenspektakel. Juist nu is het leuk om in te zoomen op de wonderlijke en onbekende wereld die zich afspeelt in en op deze eeuwenoude inheemse bomen. Door alle gevallen bladeren zijn de kleine obscure inwoners van het Park namelijk extra gemakkelijk te vinden.

In dit artikel geven de gebroeders Groen een klein inkijkje in het enorme rijk van specifieke boombewoners en hun structuren, namelijk gallen en bladmijnen.

Gallen

Met wel meer dan 800 soorten gallen is er veel te ontdekken. Zeker op inheemse boomsoorten die al lang in Nederland voorkomen, zoals de (zomer)eik, (schiet)wilg en de berk zijn diverse soorten te vinden. 

Wat zijn gallen?
Maar even terug, gallen, waar hebben we het eigenlijk over, waar kijken we naar? Een gal is een abnormale groei, meestal op een plant, die wordt geproduceerd door de gastheer (de plant dus) die reageert op de aanwezigheid van een galmaker.

Galmakers zijn overwegend (gal)wespen en (gal)muggen. De galmaker gebruikt de gal als schuilplaats, als voedselbron en vaak ook voor de voortplanting. Nu klinkt dit allemaal een beetje theoretisch, maar laten we er wat fascinerende voorbeelden uit het Park bij halen ter illustratie.

Foto van een knoppergal

In het Park vonden wij er, op en onder, de drie bij elkaar geplante en vergroeide zomereiken, het zogenaamde boomboeket van Zocher, bij de hoofdingang een aantal opvallende gallen. Zo vonden we de zeldzame ramshoorngal. De grond onder het boomboeket lag bezaaid met oude knoppergallen. We vonden verder nog de colanootgal, de gordelgal en een zeer zeldzame andere opvallende gal die wordt veroorzaakt door de galwesp Andricus coriarius

Ramshoorngal
Knoppergal
Colanootgal

De zeldzame ramshoorngal wordt veroorzaakt door de ramshoorngalwesp die pas in 2003 in Nederland voor het eerst is vastgesteld. De soort veroorzaakt gewei-vormige vergroeiingen in de knoppen van de eik. Vanuit de napjes woekert de gal over de eikel en in de herfst valt deze met de eikel op de grond.

Oestergal
Gordelgal
Andricus Coriarius

Verderop vinden we in een schietwilg nog het bekende en algemene wilgenroosje. Een gal veroorzaakt door de gewone wilgenroosjesgalmug.

De gal ziet eruit als een roosje met dichte rozetten van bladeren, dikwijls aan de takuiteinden. In de zomer is de kleur groen en in de winter kun je de, intussen verkleurde, bruine gallen in de verder kale boom zien zitten.

Wil je zelf gallen van dichtbij bekijken? Richt je dan vooral op de schietwilg en de zomereik. Deze twee boomsoorten staan er namelijk om bekend dat zij gemiddeld het meeste aantal relaties hebben met insectensoorten.

Wel meer dan 300 insectensoorten zijn afhankelijk van deze boomsoorten*.

Foto van een wilgenroosje

Bladmijnen

Naast de gallen en het meeldauwlieveheersbeestje hiernaast, zijn er nog veel meer andere mooie insecten en verschijnsels te vinden in het najaar. Een van die verbazingwekkende verschijnsels zijn bijvoorbeeld de bladmijnen.

Bladmijnen zijn gangetjes of blaasjes die door insectenlarven, veelal rupsen van vlinders (oftwewel de mineermotten), in het bladweefsel worden uitgevreten. De sporen van de activiteiten van deze miniatuurmijnbouwers, ook wel bladmineerders genoemd, zijn zeer kenmerkend.

Foto van een meeldauwlieveheersbeestje

Zo vonden wij in de monumentale beuk uit 1820, gelegen aan de vijver in het westelijke deel van het Park, al gelijk verschillende mijnen. Een aantal mijnen van de zigzagbeukenmineermot en de zilverbandbeukenmineermot en ook vele mijnen van de beukenvouwmot.

De laatste zijn opvallend want de vouwmot zorgt dus daadwerkelijk voor een kleine vouw in het beukenblad. Bij de andere mijnen zie je echt een gangetje dat zigzaggend over het blad heen loopt, met hierin donkere stukjes die ‘frass’ heten. Dit is eigenlijk de poep van de rupsen. Hieraan kan je onder andere een mijn herkennen.

Als je de bladeren tegen het licht houdt is dit nog beter te zien. Zo valt bij de zigzagbeukenmineermot op dat de mijn bestaat uit een gang die niet veel breder wordt en zigzagt tussen twee zijnerven in de richting van de bladrand. Uiteindelijk verpoppen de rupsen vaak in het afgevallen blad en komen er motjes, niet groter dan 1 cm, uit. 

Zigzagbeukenmineermot
Zilverbandbeukenmineermot
Beukenvouwmot

Ook al zijn ze klein, vaak zijn ze wel mooi getekend en kan je ze vaak in de zomer vinden rondom de boom. We kunnen nog eindeloos over mineerders vertellen (of gallen), want het is echt een wondere wereld op zich, maar ga vooral zelf eens op zoek! Óf ga natuurlijk met ons mee op excursie, want elk seizoen nemen we je mee door het Park. Hou daarvoor de nieuwsbrief, de website of de socials in de gaten.

Wil je meer weten over gallen en bladmijnen? Bekijk dan deze handige linkjes voor gallen, bladmijnen en bladmineerders.